Polen, Biebrzanski Park Narodowy 2019

Soms vragen mensen wel eens,” gaat dat nu niet vervelen, iedere keer naar dezelfde bestemming op vakantie”? Of,………” je hebt alles nu toch wel gezien”? Nee, kennelijk niet,…..want anders zouden we niet elk jaar opnieuw die stevige rit ondernemen. Als je je ergens voor honderd procent thuis voelt, gaat dat niet vervelen. 
Ook dit jaar nam onze vriend Jan Chóinski ons weer mee naar een nieuwe locatie, zomaar ergens tussen de akkers en graslanden. Via allerlei binnendoor weggetjes stonden we daar zomaar ineens aan de rand van een prachtig stukje natuur. Een springlevend hoogveenmoeras, met zelfs de ”Natura 2000” status. De natuurgebieden waar deze status geldt, zijn gebieden waar bijzonder natuurwaarden te vinden zijn. Zo hoopt men de biodiversiteit in Europa in stand te houden. Echter, ondanks de status stonden er geen bordjes ”verboden toegang” of een prikkeldraad versperring. Zelfs geen bordje,”natuurreservaat”! 
En het was prachtig, ondanks dat ook hier de droogte van deze zomer duidelijk waarneembaar was. Op veel plaatsen groeide Gewone slangenwortel (Calla palustris), Zonnedauw en Labrador Tea. Een ideale lokatie om eens goed op zoek te gaan naar rupsen. Tenslotte betrof het hier een bijzonder biotoop, met een daarvoor kenmerkende vegetatie En ten gevolge daarvan het mogelijk voorkomen van andere soorten (nacht)vlinders. Al snel was het raak, een lichtgroene rups werd gevonden in de bessenstruiken. De zoektocht naar de naam nam niet veel tijd in beslag en het bleek een soort te zijn die, zover ik kan nagaan, nog niet eerder was gemeld in Polen. Toen Jan ook nog met een uitermate harig exemplaar (een schaapje) kwam aanzetten, was het bezoek al geslaagd. Het voornemen is om deze natuurparel nog vaak te bezoeken. 
Ook de rest van de vakantie leverde bijzondere waarnemingen op, een teken dat er nog veel te ontdekken valt. Vermeldenswaard is de vondst van een Frambozenglasvlinder, een zeer zeldzame soort voor het land. Deze krenten in de pap maken het extra leuk, maar het is de enorme diversiteit die maakt dat we het Biebrza gebied voorlopig nog blijven bezoeken. Daarbij draagt het terugzien van onze vrienden én bekenden bij aan het totaal plaatje waarom we deze plek ons tweede huis noemen.

Indigirka Delta en Yakutsk, Russia part 2.

Hier deel twee van mijn reis naar de Indigirka Delta, Siberië, Rusland. Een reis waar ik uiteindelijk vier jaar geduld voor heb moeten opbrengen. Deze serie gaat verder op het punt dat we ( we waren met een klein groepje) met behulp van een paar zeer snelle bootjes bij ons basiskamp zijn aangekomen. 
Onderweg blijkt de toendra rijk begroeid te zijn met wilgenstruiken, soms tot wel twee meter hoog. Enigszins bezorgd vraag ik of de Delta overal zo sterk begroeid is. Dat blijkt toch niet zo te zijn en op het moment dat we bij het kamp aankomen, zien we een toendra landschap zoals we dat vooral kennen, onmetelijk groot en nauwelijks begroeid. Alleen op beschutte plekken staan hier volop wilgen. Het voordeel hiervan is dat ook een redelijk aantal soorten zangvogels de delta gebruikt om te broeden. 
Echter, de voornaamste reden dat we hier zijn is het voorkomen van Ross’ meeuw en Geelsnavelduiker. Broedend wel te verstaan. Beide soorten zijn wereldwijd slechts op een aantal plekken relatief gemakkelijk te zien. Van de Ross’ meeuw is van slechts vier procent van de totale populatie de broedlocatie bekend. Althans, ik hoop dat ik dit juist heb begrepen. Ook waar de vogels verblijven in de winter is pas kortgeleden ontdekt. 
Van de oorspronkelijke vijftien paartjes is nog slechts een drietal niet gepredeerd door de Poolvos. De droogte heeft ervoor gezorgd dat deze ”rover” bijna overal kan komen. Voor ons heeft het als voordeel dat het lopen over de toendra net iets éénvoudiger gaat, al is dat laatste een relatief begrip. Onze eerste trip naar de broedlocatie van dit prachtige meeuwtje werd door de zenuwen te gehaast afgelegd. Zodoende waren een aantal van ons bij aankomst dan ook zo ongeveer total loss. Adrenaline blijft dan toch een apart iets, want de aanblik van Ross’ meeuwen op het nest gaf ons hernieuwde energie. Hoewel nestfotografie bij sommigen de wenkbrauwen misschien doen fronsen, is het voor dit meeuwtje vrijwel de enige mogelijkheid om de soort in broedkleed te zien. Als de jongen geboren zijn blijven ze maximaal twee dagen op het nest en gaan vervolgens op stap. Vanaf dat moment lijken ook de oudervogels spoorloos verdwenen.
Wetende dat maar zeer weinig mensen op deze planeet ooit  een broedende Ross’ meeuw hebben aanschouwd, probeer ik de tijd te nemen om ook echt te genieten. Dat geldt ook voor de Geelsnavelduiker. Ondanks de vermoeidheid ondernemen we ook naar deze vogel twee lange trips. Het lopen op de toendra is mede zo zwaar omdat er geen stukje vlak is. Voor elke stap die je zet moet je bepalen waar je je voet neerzet. 
Door de droogte is de toendra opvallend leeg. Het was op dat moment simpelweg niet geschikt voor grote aantallen steltlopers. Een fenomeen waar de toendra juist om bekend staat. Ook de zangvogels lieten het danig afweten als het op fotografie aankwam. De meesten hadden inmiddels jongen en waren zodoende opvallend schuw voor hoog noordelijke broedvogels. Duidelijk is dat de lokale omstandigheden voor honderd procent bepaald wat je kan aantreffen. Het ”weer” dicteert.
Ondanks dat een aantal essentiële zaken ontbrak, is dit een reis geworden om niet te vergeten. Het feit dat slechts zeer weinig mensen ooit de Indigirka Delta hebben bezocht, maakt het een ongekend privilege. Een exceptionele reis.