Half mei heb ik samen met een bevriende fotograaf een reis gemaakt naar Wit Rusland, ook bekend als Belarus. Deze deels georganiseerde trip had als bestemming Krasny Bor, een nagenoeg onaangetast boreaal bos in het uiterste noorden op de grens met Rusland. De grote stukken bos vormen samen met oneindige veenmoerassen de twee belangrijkste biotopen in dit gebied. Het landschap was dan ook zeer fraai, een vorm zoals we die niet meer kennen in ons land. Een echte wildernis. Het idee dat er niet lang voor onze komst nog een Bruine beer had rondgelopen in de direkte omgeving van het gastenverblijf, is best wel apart.
Vooraf was al afgesproken dat we ons tijdens deze reis vooral zouden richten op het fotograferen van vogels. Het georganiseerde karakter was daar dan ook grotendeels op afgestemd. Ter plaatse echter liet ik deze plannen al snel varen. Door verschillende oorzaken, waaronder een bijna hittgolf, bleek dit een opgave die veel tijd zou vragen en maar weinig zou gaan opleveren. Omdat mijn jaarlijkse fotoreis de enige mogelijkheid is om daadwerkelijk alleen met fotograferen bezig te zijn, heb ik simpelweg niet de rust in mijn lijf om dagen te besteden aan een onderwerp, waarvan het onzeker is of het überhaupt wel gaat meewerken. Het gevolg is dat de focus bij andere onderwerpen komt te liggen en is het noodzakelijk om ondanks de hitte te blijven zoeken. Dat resulteert al snel in dagen van 16-18 uur activiteit en uitgerust huiswaarts keren is er dan ook niet bij.
En dan wat voetnoten bij de verschillende onderwerpen. De locatie van de Oeraluil was zeer welkom. De jongen waren inmiddels op een leeftijd dat ze niet meer rond het nest bleven hangen, maar gingen zwerven. Gelukkig hebben we ze nog gedurende een dag kunnen volgen. Vader uil was overigens in tegenstelling tot wat men zou verwachten niet bereid om eens lekker mee te werken.
De rups van de Kleine vos vond ik halverwege een middag en had als snel het idee dat deze bezig was met de voorbereidingen om te gaan verpoppen. De zestien uur daarna het proces goed in de gaten gehouden, maar er gebeurde in dat tijdvak eigenlijk niet veel. Toen we na een rondrit van vier uurtjes weer terugkwamen zag ik echter tot mijn ontsteltenis dat de rups volledig was veranderd in een pop. Jammer, een gemiste kans om deze metamorfose vast te leggen, maar voor een volgende keer weet ik nu beter.
Op de Kegelmorielje werd ik geattendeerd door Martin en hij keek verbaasd toe hoe ik daarop een klein vreugdedansje maakte. Een prachtig vers exemplaar in een geweldige setting. De soort lijkt ook in Wit Rusland niet heel algemeen daar ik in een tweetal natuurfotoboeken van het land deze soort terugvond op afbeeldingen.
Op de laatste én enige dag zonder brandende zon werden nog een goed meewerkende Grauwe klauwier en een Paapje gevonden. De klauwier wist ondanks een iets hangende linker vleugel toch heel wat prooien te verschalken. Mooi is het gedrag te zien als er zich binnen aanvalsbereik een potentieel hapje vertoont. Maar ook bij deze soort is het oog soms groter dan de snavel en daar maakte het spinnetje dankbaar gebruik van door zich pardoes te laten vallen. Nagestaard door een hongerige vogel.
De serie beelden gemaakt tijdens deze reis zal ik in twee delen op de site tonen.
Nieuws
Week van de tweeling, Bargerveen
Het begint ondertussen een kleine traditie te worden dat ik samen met mijn gezin in het voorjaar een weekje vakantie besteed in de provincie Drenthe. Meer specifiek aangeduid betreft het voornamelijk het gebied ten zuiden van Emmen en wel in de direkte omgeving van het hoogveenreservaat Bargerveen. Ondanks dat het natuurgebied zijn bestaan in de huidige vorm te danken heeft aan grootschalige ingrepen van de mens in het landschap, heeft het een uitstraling van ongereptheid. Waar in Nederland vinden we bijvoorbeeld nog levend hoogveen op zulke grote schaal? Het geeft mij altijd een gevoel van oernatuur, terwijl ik in mijn achterhoofd toch weet dat het ontstaan hiervan het resultaat is van menselijke activiteit. De plassen en stukjes met afgestorven Berkenbomen versterken dat gevoel. Wat het gebied ook zo interessant maakt zijn de enorme aantallen libellen die er voorkomen. Op goede dagen hangen de struikjes soms letterlijk vol met uitsluipende Noordse witsnuit en Viervlek libellen. Het is niet voor niets het gebied waar de enige echte populatie van de Grauwe klauwier in Nederland voorkomt. En in de trektijd heeft men een redelijke kans om Roodpootvalken aan te treffen, aangetrokken door het overvloedig aanwezige voedsel in de vorm van diezelfde libellen. Dat de diverse soorten daarvan als vrij zeldzaam te boek staan doet in deze context dan ook niet ter zake. Het zijn de omstandigheden die voor de overvloed zorgen en daar mag Staatsbosbeheer eigenlijk wel een complimentje over ontvangen. Ingelezen in eventuele problematiek ben ik overigens niet, maar een feit is dat ik er om diverse redenen graag kom.
Ook het soms kleinschalige karakter van landbouwgebieden en de net even wat vriendelijker manier van hoe mensen met elkaar omgaan, maken dat het prettig vertoeven is in deze hoek van Drenthe. Men maakt er veel gemakkelijker een praatje met elkaar. Misschien komt het wel omdat men meer het gevoel heeft ruimte om zich heen te hebben en zitten we hier in het westen van het land veels te veel op elkaars lip. Het is natuurlijk uitermate prettig als je de rust kan opzoeken wanneer die behoefte er is en zonder nog weer hele volkstammen tegen het lijf te lopen.
De weersomstandigheden waren niet optimaal in deze week, maar ook lage temperaturen en neerslag bieden kansen voor de fotografie. Op één ochtend ben ik werkelijk tot op mijn onderbroek nat geregend, maar ja, …….men vindt niet altijd een tweetal verse Viervlekken in dezelfde graspol. Helaas moest ik de plannen voor landschapsfotografie in de koelkast zetten vanwege de weersomstandigheden en bijbehorend licht. Het was toch voornamelijk grauw weer en dat is vaak niet ideaal voor landschapsopnamen.
En dan de titel, ” week van de tweeling”? In een gebied waar zoveel libellen en vlinders voorkomen is de kans vrij groot dat je met goed zoeken ”koppeltjes” tegen het lijf loopt. De beelden spreken denk ik voor zich. Verder was de Adder zeer welkom en hopen we deze daar nog vaker tegen te komen. De rupsen van de Sint-jansvlinder zijn gevonden door mijn vrouw en ook daar was ik erg blij mee. Al blijft het laatste natuurlijk toch een prettige ”TIK”.
Crossbill Guides brengt twee nieuwe titels uit.
Hoewel wat aan de late kant, wil Jan toch graag de aandacht vestigen op het recent uitbrengen van twee nieuwe titels door de Stichting Crossbill Guides. Deze non profit organisatie brengt al jaren natuur-reisgidsen op de markt welke de aandacht vestigen op de vele prachtige gebieden die Europa rijk is. De twee uitgaven gaan over de Eastern Rhodopes- Griekenland, Bulgarije en Northeast Poland. In laatstgenoemde gids worden de oerbossen van Bialowieza, de Biebrza moerassen, de bossen van Augustow en de nationale parken Wigry en Narew behandeld.
De gidsen kenmerken zich door het handzame formaat en zijn gemakkelijk leesbaar. Ze bevatten een schat aan informatie over wat men in deze gebieden zoal kan aantreffen. Daarbij beperkt men zich niet tot een bepaalde groep, maar komen zowel de flora als fauna uitgebreid aan bod. In de gidsen zijn diverse routes opgenomen die men te voet, per fiets of met de auto kan afleggen. Bij elke route worden de meest interessante soorten genoemd. De opsommingen zijn uiteraard niet compleet, maar de routes zijn zo gekozen dat er daarnaast nog veel meer te zien is. De informatie komt van lokale natuurliefhebbers en van anderen die het gebied veelvuldig bezoeken. De uitgaven zijn geïllustreerd met fraaie foto’s.
Als groot liefhebber van de Biebrza moerassen heeft Jan een bijdrage mogen leveren aan het uitbrengen van de gids over Northeast Poland. Zo heeft hij de tekst van diverse routes nagelezen en zijn er bijna dertig foto’s van hem opgenomen.
Voor mensen die dit gebied gaan bezoeken is de gids zeer aan te raden, het is de beperkte kostprijs meer dan waard.
Voor meer informatie over de organisatie en de natuurgidsen, zie www.crossbillguides.com