Denemarken – Brovst, Noord Jutland zomer 2022.

Op verzoek van onze dochter zijn we in de zomer van 2022 op vakantie gegaan naar Denemarken. De beslissing over de locatie werd genomen aan de hand van enkele foto’s van het vakantiehuisje en omgeving. Op Google Maps zag de omgeving er ook prima uit. Veel natuur, dicht bij de kust en een vakantiepark waar de huisjes op stevige afstand van elkaar staan. Dit aangevuld met berichten over een zeer lage criminaliteit (de geldautomaat staat letterlijk op de parkeerplaats) en volop rust en stilte, maakte de keuze niet moeilijk.
De reistijd is ook korter dan wat we gewend zijn richting Polen, maar dat viel door een aantal oorzaken achteraf wat tegen. Het was inmiddels donker toen we aankwamen. De volgende ochtend bleek dat we een uitstekende keus hadden gemaakt. Een flinke tuin die voor een groot gedeelte uit heide bestond en met daarom heen een grote hoeveelheid dennen en Eikenbomen. Aan vogels zagen we direkt al Goudvinken, Barmsijzen en Appelvinken. De stilte, op de vogelgeluiden na dan, was oorverdovend!
Vanuit de tuin liep je rechtstreeks de heide op. In de winter is het gebied vrij nat, maar helaas had ook Denemarken in de zomer van 2022 met een flinke droogte te maken. Nagenoeg geheel Europa heeft sinds 1989 te maken met wijzigingen in de grootschalige luchtcirculatie boven Europa en het noordelijk deel van de Atlantische Oceaan. Het gevolg is beduidend meer zon en minder neerslag in het voorjaar en de zomer. Althans, dat is de situatie in de laatste jaren.
Een situatie die voor veel vlindersoorten niet gunstig is. Het zorgt ervoor dat op het moment dat de rupsen er zijn, er een tekort aan voedselplanten is. Het verdroogt letterlijk. De voortplantingscyclus komt daarmee in gevaar. Het aantal rupsen soorten wat ik vond was dan ook beperkt. Dit ondanks intensief zoeken met name in de nachtelijke uren. Wel heeft het een aantal nieuwe soorten opgeleverd en daar had ik eigenlijk ook op gehoopt. Het gebied herbergt wel een aantal zeer interessante plantensoorten, die vooral in het voorjaar de nodige bijzondere rupsen zou kunnen voortbrengen. Dit bezoek gaat dus een vervolg krijgen.
Het weer was verder opvallend koel. Op veel dagen waaide het stevig en daar die van zee aankwam, zorgde dat ervoor dat de jas regelmatig aan moest. En of de duvel er mee speelde, maar ook de regenjas is een aantal malen uit de kast geweest.
Dat we duidelijk noordelijker zaten was ook goed te merken aan de zeewatertemperatuur. Zeker omdat de stroming noordelijk was, vergde het enige “moed” om een duik in zee te nemen. Met een buitentemperatuur van zestien graden is dat uiteraard al wat minder uitnodigend, maar dat is een kwestie van even doorbijten. Dochterlief wilde graag in het donker zwemmen, maar vanwege de stevige wind die regelmatig de kop op stak hebben we daar vanaf gezien.
Maar ach,…… steentjes scheren over het water met je vader is ook leuk.

Polen, Biebrza National Park, voorjaar 2022

Business as usual! Voorjaar 2022 voor de zoveelste, inmiddels ontelbare keer in dit jaargetijde afgereisd naar bovengenoemd gebied. Dit maal niet alleen, maar in gezelschap van dochter en zus.
Ondanks dat de winter opnieuw was verlopen zoals we dat het laatste decennium kennen in Europa, te warm en met een voornamelijk westelijke windrichting, heb ik toch altijd de hoop dat de omstandigheden weer eens zijn als vanouds. Dat wil zeggen, een situatie waarbij de gehele delta onder water staat. Dit als gevolg van de neerslag in het brongebied van de rivieren de Narew en de Biebrza. In een groot deel van de winter is dit ook het geval en herbergt het gebied grote aantallen ganzen, zwanen en eenden. Echter, de laatste zeven tot tien jaar is dit water weg voordat het eind april is en daarmee ook de voorwaarden die voorheen voor een explosie van het vogelleven zorgde. De Kemphanen die normaal rond dit moment arriveerden, trekken nu twee weken eerder door.
Maar niet geschoten is altijd mis en dus had ik toch weer mijn floating hide meegenomen. Gelukkig ken ik nog een locatie waar altijd voldoende water te vinden is. Helaas is dit stuk langzaam aan het dichtgroeien, mede doordat het gedurende de zomer te nat blijft om te kunnen maaien. Als dan het voorjaar ook nog zeer koud verloopt en de overige vogels later arriveren, blijven er uiteindelijk niet zoveel kansen over. De paar ochtenden die ik in het water heb doorgebracht leverden nagenoeg niets op. Een paartje Roodhalsfuut wat op het punt stond om te gaan nestelen was eigenlijk het enige. Omdat verstoring dan een duidelijk risico vormt, is uitermate voorzichtig handelen genoodzaakt.
Het koude voorjaar zorgde er op haar beurt weer voor dat er nog geen blad aan de bomen zat en ook de kruidenvegetatie nog op gang moest komen. Het bekende zoeken naar rupsen was dan ook deze keer weer een uitdaging. Een maand later is de situatie binnen deze groep volledig anders, maar het meegaan van mijn schoolgaande dochter én het werk verhinderen de mogelijkheid om dan te gaan. Kom maar op met het pensioen zou ik willen zeggen. Uit de verhalen van mijn Poolse vriend Jan maak ik zo ongeveer op dat elke struik dan afgeladen is met velerlei soorten. Dit lijkt niet overdreven te zijn daar ik altijd een hoos aan foto’s te zien krijg, gemaakt met zijn smartphone. Daartussen altijd een grote partij soorten welke ik nog niet eerder gezien heb. Er is wat om naar uit te kijken zeg maar. Het mooie van die tijd is ook nog eens dat de aantallen vlinders groot zijn. Om over eind juni maar niet te spreken als soorten zoals Weerschijnvlinders het gebied bevolken.
Kortom, wordt vervolgd.

Polen, Biebrza National Park, zomer 2021

Het opzetten van een website is één ding, het regelmatig plaatsen van nieuws is zeker wat anders. En aan dat laatste schort het nog weleens. Hoewel er voldoende materiaal beschikbaar is gekomen, heb ik dat laatste flink verzuimd.
Bij deze dan de aanzet tot een inhaalslag. Een reeks van zeker vier items om weer actueel te zijn.
Deze serie betreft het beeldmateriaal van een zoveelste bezoek aan de Biebrza moerassen in het noordoosten van Polen. De periode is augustus 2021. Ook deze keer lag de focus vooral op het vinden van rupsen en vlinders. En als daarvan genoeg te vinden is, blijft er ook maar weinig tijd over voor wat andere onderwerpen.
Het regelmatig bezoeken van hetzelfde gebied betekent niet dat je alleen maar tegen dezelfde soorten aanloopt. Het ene jaar is niet het andere jaar blijkt iedere keer weer. Soorten waarvan je jarenlang geen enkel exemplaar aantreft, duiken plotsklaps overal op. Wat daar dan aan ten grondslag ligt zal misschien wel te verklaren zijn, maar die informatie heb ik vooralsnog niet beschikbaar. Aan een verandering in het landschap ligt het mijn inziens niet, want daar gebeurt nauwelijks iets mee. Weersomstandigheden spelen misschien wel een rol, maar net als met veel andere dieren kennen soorten ook eens in de zoveel tijd een jaar waarin ze in beduidend grotere aantallen voorkomen. Voor sommige soorten wordt dat ook wel een “mastjaar” genoemd. Met een volgend nieuwsitem zal ik deze info proberen te achterhalen.
Voor een deel van de rupsen geldt dat het opkweken naar een vlinder pas de volledige zekerheid geeft omtrent de soort. Zo stond de rups van de Hoekbanddennenspanner, Pennithera firmata, op het punt van verpoppen. Een zoektocht naar vergelijkbare opnamen van dit stadium leverde niets op. Gelukkig kwam een tweetal weken later de vlinder uit de pop gekropen en was de soort bekend. Met het “verzamelen” van rupsen is ook een belangrijke factor op welke plant je de soort aantreft. Vaak is de waardplant ook direkt de voedselplant. De eerder genoemde soort is daarvan een goed voorbeeld. De rups is dan ook niet op de goede plant gefotografeerd. Tijdens het “kloppen” van rupsen zal men dan ook zeer goed moeten opletten waar deze uit kwam vallen. Ofwel, controleren op het moment dat je over gaat naar een andere boomsoort of struik.

Polen, Biebrzanski Park Narodowy 2021

In het voorjaar van 2021 ontving ik goede berichten uit Polen. Voor het eerst in jaren was de waterstand in het Biebrza gebied weer eens ouderwets hoog. De hoogte van het waterpeil wordt daar vooral bepaald door de hoeveelheid neerslag en dan met name die van de winter daarvoor. Een uitgelezen kans om weer eens met de drijfhut aan de slag te gaan en de aandacht te richten op de vogels.
Eind april was het dan zover en ondanks het zeer koude voorjaar had ik er goede hoop op dat ik voldoende watervogels zou gaan vinden. Helaas bleek direct bij aankomst al dat het waterpeil in twee weken tijd dramatisch was gezakt. Zo snel hadden ook de bewoners van het gebied het niet vaak zien wegstromen.
De consequentie was dat alle Kemphanen, eerst in grote aantallen aanwezig, waren doorgevlogen naar meer geschikte plekken. Ook van de overige watervogels waren de aantallen klein. Van de vele zangvogels die de Biebrza moerassen rijk zijn, heb ik veel soorten niet waargenomen omdat hun moment van arriveren door het koude weer stevig was opgeschoven. De aantallen Ooievaars waren eveneens laag en het aantal bezette nesten was beduidend minder dan in andere jaren.
Door het koude voorjaar was ook het plantenleven nog maar net op gang gekomen. Velden die normaal een zee van bloemen laten zien, lagen er kaal bij. Wat dat zou betekenen voor de rupsenstand was even de vraag, maar als snel bleek dat met behulp van een UV-lamp er het nodige te vinden was. Een interessante strook onder een hoogspanningstracé bleek in de winter met een Bosklepel te zijn bewerkt. Op dit tracé staat een grote hoeveelheid Struikheide, tezamen met een keur aan kleine boompjes zoals Zomereik, Vogelkers en Berk. In september het jaar hiervoor had ik al redelijk wat rupsensoorten gevonden op dit stuk en deze zouden in het voorjaar volgroeid moet zijn. Na de werkzaamheden bleek daar uiteraard niets meer van over te zijn. Toch wel een teleurstelling omdat ik het idee had dat dit me wel een aantal nieuwe soorten zou gaan opleveren. Later, in augustus 2021 ben ik nog weer terug gegaan en kon ik constateren dat het herstel vlot verliep. In een volgend stuk daarover meer.
Ook had ik me voorgenomen om de nodige tijd te besteden aan de groep van de amfibieën. Met name de Groene pad stond hoog op de verlanglijst. Een prachtig gekleurde soort waarvan het vermoeden bestond dat deze in de omgeving moest voorkomen. En met soorten als Knoflookpad (Bufotes viridis) en Roodbuikvuurpad (Bombina bombina) is er ook op dit gebied het nodige te beleven. De Ringslangen echter waren weer in geen velden of wegen te bekennen. Te koud!. De positieve zijde van dit laatste is dat ik ook geen doodgereden exemplaren heb gezien. Met name de weg die door het nationale park loopt kan bezaaid liggen met platgereden slangen. Zeker nu er een nieuwe laag asfalt is aangebracht, is de snelheid van het verkeer flink toegenomen. Voorheen was de kwaliteit van de weg zo slecht dat men vanzelf wel rustig aandeed.
Al met al en met de nodige ups en downs is ook deze trip dan toch weer een succes geworden. Maar alleen al daar verblijven is een uitermate prettig iets.

Vlinderpoppen varia

Vlinderpoppen, niet direkt het eerste wat je zou verwachten op een website. Maar aan de andere kant is het misschien wel een denkbaar onderwerp gezien het feit dat ik mij de laatste jaren bezighoud met het fotograferen van vlinders én rupsen. Ik laat hier vooral mee zien waar zoal mij interesse naar uit gaat. Het zijn niet de meest gebruikelijke onderwerpen en dat zou zomaar een reden kunnen zijn waarom ik nu juist wel hiermee aan de slag ben gegaan.
Sinds ongeveer een jaar houd ik mij ook bezig met het kweken van rupsen en vlinders. En de vlinderpop is dan wel het stadium wat tussen beide verschijningsvormen inzit. Toen ik tevens op zoek ging naar afbeeldingen van deze poppen was al snel duidelijk dat er maar weinig beeldmateriaal voorhanden was. En dan is één en één nog steeds twee!
Heel veel variatie is er niet. Een groot deel van de poppen lijkt op elkaar, met dien verstande dat er wel een duidelijk onderscheid is te maken tussen die van de dag en nachtvlinders. Ook de maten van de poppen zullen weinig bijdragen. Van die tegen de duizend macrovlinders in ons land varieert de grootte tussen de pakweg 9 mm tot ongeveer 23 mm. Enkele uitzonderingen daar gelaten. Dat betekent dus grote groepen van dezelfde lengtemaat. Wel zijn er verschillen in vormen van puntjes, franje-achtige aanhangsels of haakjes. Verder is de ene pop wat slanker en een ander juist wat ronder. Maar met zulke grote aantallen,….. ga er maar aan staan.
Maar al met al, een moeilijk onderwerp is het niet. Er zit weinig beweging in en als je drie zijden hebt gedocumenteerd ben je vrijwel compleet.
Wat ik echter vooral leuk vind, is dat je van soorten het drieluik rups, pop en vlinder kan laten zien.

Oranjetipje growing up

Sinds enige tijd ben ik vlinders aan het kweken. Nu is dat een groot woord, want behalve zorgen voor vers voedsel, hygiëne en zuurstof, doet het dier verder alles zelf. 
Het begint er meestal mee dat ik rupsen vind die ik vervolgens mee neem. Een enkele keer ben ik begonnen met eitjes, maar dan is het uiteraard van belang dat je weet met welke soort je te maken hebt. Dit in verband met de voedselkeuze. Echter de plant waarop men de eitjes vindt is ook meestal de voedselplant. Als de rups na wekenlang eten volgroeid is, rest het alleen nog om ervoor te zorgen dat er iets beschikbaar is waarop óf waarin de rups kan verpoppen. 
Vaak gaat het om nachtvlinders, maar een soort die hoog op de lijst stond om ook een keer te kweken is het Oranjetipje, Anthocharis cardamines. Buiten het feit dat de vlinder prachtig is om te zien, heeft de pop ook een bijzondere vorm. En daarbij wordt deze ook nog eens op een bijzondere manier aan een takje bevestigd. Als eerste wordt een soort van aambeeld op de tak gemaakt. Daarop steunt de rups met de naschuivers. Dit zijn de laatste pootjes aan de achterkant. Vervolgens maakt de rups twee draadjes en bevestigd deze om zijn/haar “middel”. Het is een wat plastische omschrijving van hoe de rups iets fabriceert waardoor deze aan de tak kan hangen,…… en dat voor ongeveer tien maanden lang!
Bij dit exemplaar heeft het gehele proces uiteindelijk zo’n negenendertig uur in beslag genomen. Best lang voor als je je in een kwetsbare positie bevindt! 
Aan het eind van de hele periode, het moment waarop de vlinder bijna gaat uitsluipen, wordt de pop doorzichtig. Je kunt dan al zien of het een mannetje of een vrouwtje wordt. Bij het mannetje is de grote oranje vleugelvlek dan duidelijk zichtbaar.
Dit exemplaar koos voor het verpoppingsproces gelukkig een moment uit dat ik vrij was. Hopelijk krijgt dat een vervolg als het uitsluipen gaat plaats vinden, maar daar reken ik maar niet op.

 

Indigirka Delta en Yakutsk, Russia part 2.

Hier deel twee van mijn reis naar de Indigirka Delta, Siberië, Rusland. Een reis waar ik uiteindelijk vier jaar geduld voor heb moeten opbrengen. Deze serie gaat verder op het punt dat we ( we waren met een klein groepje) met behulp van een paar zeer snelle bootjes bij ons basiskamp zijn aangekomen. 
Onderweg blijkt de toendra rijk begroeid te zijn met wilgenstruiken, soms tot wel twee meter hoog. Enigszins bezorgd vraag ik of de Delta overal zo sterk begroeid is. Dat blijkt toch niet zo te zijn en op het moment dat we bij het kamp aankomen, zien we een toendra landschap zoals we dat vooral kennen, onmetelijk groot en nauwelijks begroeid. Alleen op beschutte plekken staan hier volop wilgen. Het voordeel hiervan is dat ook een redelijk aantal soorten zangvogels de delta gebruikt om te broeden. 
Echter, de voornaamste reden dat we hier zijn is het voorkomen van Ross’ meeuw en Geelsnavelduiker. Broedend wel te verstaan. Beide soorten zijn wereldwijd slechts op een aantal plekken relatief gemakkelijk te zien. Van de Ross’ meeuw is van slechts vier procent van de totale populatie de broedlocatie bekend. Althans, ik hoop dat ik dit juist heb begrepen. Ook waar de vogels verblijven in de winter is pas kortgeleden ontdekt. 
Van de oorspronkelijke vijftien paartjes is nog slechts een drietal niet gepredeerd door de Poolvos. De droogte heeft ervoor gezorgd dat deze ”rover” bijna overal kan komen. Voor ons heeft het als voordeel dat het lopen over de toendra net iets éénvoudiger gaat, al is dat laatste een relatief begrip. Onze eerste trip naar de broedlocatie van dit prachtige meeuwtje werd door de zenuwen te gehaast afgelegd. Zodoende waren een aantal van ons bij aankomst dan ook zo ongeveer total loss. Adrenaline blijft dan toch een apart iets, want de aanblik van Ross’ meeuwen op het nest gaf ons hernieuwde energie. Hoewel nestfotografie bij sommigen de wenkbrauwen misschien doen fronsen, is het voor dit meeuwtje vrijwel de enige mogelijkheid om de soort in broedkleed te zien. Als de jongen geboren zijn blijven ze maximaal twee dagen op het nest en gaan vervolgens op stap. Vanaf dat moment lijken ook de oudervogels spoorloos verdwenen.
Wetende dat maar zeer weinig mensen op deze planeet ooit  een broedende Ross’ meeuw hebben aanschouwd, probeer ik de tijd te nemen om ook echt te genieten. Dat geldt ook voor de Geelsnavelduiker. Ondanks de vermoeidheid ondernemen we ook naar deze vogel twee lange trips. Het lopen op de toendra is mede zo zwaar omdat er geen stukje vlak is. Voor elke stap die je zet moet je bepalen waar je je voet neerzet. 
Door de droogte is de toendra opvallend leeg. Het was op dat moment simpelweg niet geschikt voor grote aantallen steltlopers. Een fenomeen waar de toendra juist om bekend staat. Ook de zangvogels lieten het danig afweten als het op fotografie aankwam. De meesten hadden inmiddels jongen en waren zodoende opvallend schuw voor hoog noordelijke broedvogels. Duidelijk is dat de lokale omstandigheden voor honderd procent bepaald wat je kan aantreffen. Het ”weer” dicteert.
Ondanks dat een aantal essentiële zaken ontbrak, is dit een reis geworden om niet te vergeten. Het feit dat slechts zeer weinig mensen ooit de Indigirka Delta hebben bezocht, maakt het een ongekend privilege. Een exceptionele reis.